Flora
2. Geschiedenis van ons bos
De hazelaar is al zeer vroeg in het Holoceen van Noordwest-Europa aanwezig. Het is de eerste boom van gematigd-warme streken die in de vegetatiesuccessie van het Holoceen aanwezig is, hetgeen volledig afwijkt van alle voorgaande interglacialen[2]. Met dit vroege verschijnen is ook de volgorde in de Holocene pollensuccessie anders: de hazelaar verschijnt vóór in plaats van ná de eik. Het is bovendien gebleken dat de aanwezigheid van de (eetbare) noten voorafgaat aan de opkomst van deze soort op grond van de pollencurven. In dit verband zijn waarnemingen van de hazelnoot in verband met menselijke activiteit belangrijk: zo zijn bij Thatcham ten westen van Londen noten gevonden bij een mesolithische stookplaats die gedateerd is op ongeveer 10.000 BP. Deze gegevens vormen sterke aanwijzingen voor de aanname dat de hazelaar door of met hulp van de mens tijdens het Mesolithicum zich in Europa 'voortijdig' heeft kunnen verspreiden.
De beuk is in Noordwest-Europa uitgestorven na het Vroeg Tiglien. Af en toe worden wel één of enkele pollenkorrels gevonden maar het is dan nooit duidelijk of die autochtoon zijn of losgespoeld uit een oudere laag en vervolgens gemengd met een jongere. Het Holoceen is het eerste interglaciaal waarin deze boom zich weer naar het Noordwesten weet te verspreiden. Wat opvalt is dat deze verspreiding samenvalt met de verspreiding van de akkerbouwende mens over Europa.
De gangbare mening is dat Nederland evenals geheel Noordwest-Europa tot ver in het Atlanticum (ca. 7500-5000 jaar geleden) een volstrekt onontgonnen land was. Omstreeks 5500 jaar geleden kwam daarin verandering. Toen werden voor het eerst bossen gekapt of afgebrand, zoals uit paleontologische en archeologische gegevens blijkt. Voor het eerst worden ook akker- en weideonkruiden aangetroffen. Wanneer de grond uitgeput raakte trokken de boeren verder; het bos herstelde zich vervolgens via een pioniersvegetatie van de hazelaar en eikenhakhout; beide moeten het hebben van lichtrijke omstandigheden. Als zo'n perceel lang genoeg met rust gelaten werd, kon zich daaruit weer een gesloten bosvegetatie ontwikkelen. Dat wordt ook op vele plaatsen waargenomen. De fase met hazelaar en eikenhakhout wordt echter door sommigen ook gezien als bewijs dat het oerbos niet gesloten was maar een open karakter bezat[3]. Daarbij wordt voorbijgegaan aan de uitzonderlijke vegetatie-ontwikkeling van het Holoceen en het feit dat op vele plaatsen zich uiteindelijk wel een gesloten bos ontwikkelt.
De Romeinen introduceerden bijvoorbeeld de tamme kastanje (Castanea sativa) vanuit Italië en het konijn (Oryctolagus cuniculus)
3. Oerbossen (Nationaal park Risnjak, Kroatië)
In Nederland bestaan geen oerbossen meer. Natuurorganisaties doen pogingen door een nietsdoenbeheer het natuurlijke bos 'terug' te ontwikkelen. Soms past men aanplant toe van bomen en struiken die opgekweekt zijn uit genenmateriaal van autochtone herkomst en waarvan men vermoedt dat deze een oorspronkelijke garnituur bezitten, dat wil zeggen afstammen van houtgewassen die zich al eeuwen geleden in Nederland gevestigd hadden. Er wordt wel palynologisch onderzoek verricht om te achterhalen welk soort bos in het verleden op een bepaalde plaats aanwezig was maar door gewijzigde omstandigheden (klimaat, bodem, grondwaterspiegel, etc.) is het bijna nooit mogelijk om dat 'oorspronkelijke' bos terug te krijgen.
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Reid 1913
- ↑ Omhoog naar:a b Zagwijn 1994
- ↑ Vera 1997
- Reid, C., 1913. Submerged Forests. The Cambridge Manuals of Science and Literature, Cambridge University Press, 129 pp.
- Vera, F., 1997. Metaforen voor de Wildernis -eik, hazelaar, rund, paard. Proefschrift, LU Wageningen/Ede.
- Zagwijn, W.H., 1975. Indeling van het Kwartair op grond van veranderingen in vegetatie en klimaat. – In: Zagwijn, W.H., van Staalduinen, C.J., red.), Toelichting bij Geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst, Haarlem, 109-114.
- Zagwijn, W.H., 1986. Nederland in het Holoceen. Geologie van Nederland, Deel 1: 46 p., Rijks Geologische Dienst Haarlem. Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage.
- Zagwijn, W.H., 1994. Reconstruction of climate change during the Holocene in western and central Europe based on pollen records of indicator species. Vegetation History and Archaeobotany, 3: 65-88.
Grove den schijnt na de laatste ijstijd, 10.000 jaar geleden uit Italie te zijn overgewaaid volgens bovenstaand artikel van de UVA. Met bovenstaand artikel wordt het tegendeel bewezen, de dennen zijn gepoot in de middeleeuwen als Mastbos.
8.000 jaar geleden ontwikkelden zich de loofbossen. Op droge zandgronden ontwikkelden zich eiken-berkenbossen, op natte gedeelten elzenbroekbossen.
Het waren parkachtige bossen, met kruiden en grassen, een open landschap.
De Pinus werd verdrongen door de loofbomen in het midden- holoceen.
In de Middeleeuwen werden de zandverstuivingen de grove dennen aangeplant door de mens.
Maak jouw eigen website met JouwWeb