Eten rond 700

1. PRODUCTIE EN GEWOONTEN

Het produceren van voedsel en het voorkomen van een hongersnood was moeilijk. Voedseltransport en het bewaren van voedsel waren amper mogelijk. In onze streken kwam in de vroege middeleeuwen een hongersnood gemiddeld eens in de vijf tot tien jaar voor. Het beeld van de ideale Frankische held was iemand die goed kon vechten en heel veel kon eten en drinken. Wie niet goed kon eten kon ook geen koning zijn. Men at, als het kon, zoveel mogelijk vlees en zoog daarbij het merg uit de kapotgebeten of versplinterde botten.

In de middeleeuwen at men 2 keer per dag. Dat was rond 11 a 12 uur en om 7 uur 's avonds. Als tafelgereedschap gebruikte men een houten lepel en een mes. Lepels waren vaak overbodig, want soep dronk men uit een houten kom. Een lepel werd bij het eten van pap of brij gedeeld.

Welke voedingsmiddelen 

De Romeinen hadden ui, appels, koolgewassen en eetbare kastanjes naar onze streken gebracht. Pastinaak en asperges werden amper verbouwd.

Veel voedingsmiddelen waren nog niet bekend;

  • suiker vanaf de 11e eeuw,
  • konijnen 13e eeuw.
  • boekweit, spinazie en aardbei 14e eeuw,
  • sla en komkommer 15e eeuw,
  • radijs, andijvie, schorseneren, oranje wortels 16e eeuw,
  • aardappel, mais, tomaat, sperzieboon en pronkboon vanaf 1492,
  • rabarber na 1600,
  • augurk 18e eeuw.

Sommige deskundigen stellen dat Germanen slechts vlees, melk, boter, kaas en bier aten en dronken. Ze zouden aanvankelijk veel vlees, tot wel 100 kilo pp per jaar genuttigd hebben.

De Merovingische Franken stonden bekend om hun voorliefde voor varkensvlees. Veel vlees eten was voorbehouden aan de rijke mensen. 

Men verbouwde verschillende graansoorten; rogge, haver, gerst, tarwe, emmertarwe, spelt en gierst. Gewoon bruik brood werd van rogge gebakken. Luxe witbrood van tarwe was voor de adel. Gerst voor bier met een laag alcoholgehalte. Verder maakte men van granen pap of brij.  Een bijkomend voordeel was dat men voor pap niet naar de banmolen van de heer hoefde te gaan om graan tegen betaling te laten malen. In die tijd was dat nog een watermolen, daarvoor maalde men thuis men handmolentjes.

Naast brood en pap at men veel bonen, peulvruchten en knolrapen. Melk kwam van de geit, eventueel van een schaap. Van melk kon men luxe producten maken zoals boter en kaas. Boter gebruikten de Germanen als kruid, haarvet of geneesmiddel. De Romeinen gebruikten olijfolie.

KOKEN

Voor het grootste deel werd het koken met stoofpotten boven het vuur gedaan. Hierdoor bleven de kooksappen gespaard en waren maaltijdsoepen en de stoofpot de gangbare maaltijden. Naar verluid hebben de Franken de maaltijdsoep uitgevonden. Als regel werden etenswaren dus gekookt boven een houtvuur.

Braden in vet was voor de edelman "herenvoedsel". Veel middeleeuwse recepten zijn dan ook eenpansgerechten zoals hutspot, brij en pap. Pap was de dagelijkse kost in elk huishouden. 

Waarschijnlijk kookte men na de slacht in dierenmagen. Voor het bereiden van het schotse Haggis wordt nu nog een schapenmaag, gevuld met schapenlever en hart, schapenvet en havermeel gebruikt. Na het dichtbinden of naaien wordt deze zak in water gekookt.


2. Het Brood

Bruin brood bakte men van rogge, de allerarmsten aten brood van haver. Tarwe- en gerstebrood waren voor de heer. Men at veel brood, men schat 1 kilo brood pp per dag. Hoe armer men was, hoe meer brood men at

Bisschop Gregorius van Tours (594) schreef:  De basisvoeding was brood. In tijden van nood werd broodmeel met gemalen wortels van varens vermengd. Als het meel op was bakte men brood van gemalen druivenpitten, boekweit en knoppen van bloeiende hazelaars. Anderen beschrijven dat men bij gebrek aan graan ook "meel" maakte van erwten, bonen, gierst of gedroogde paddenstoelen. Voor pap gebruikte men gerst of haver.

3. GROENTEN EN FRUIT

Als groente kende men Erwten, bonen, tuinbonen, duivenboon, witte wortelen en knolraap. Daarnaast hazelnoten en soms kastanjes. In het "wild" plukte men , veldsla en zuring. Men at overigens weinig groenten en dan alleen als het er was, inde lente en zomer.

Als fruit groeiden er al sporadisch appels, peren, kersen, bramen, sleepruim, bosaardbei, rode kornoelje, braam, lijsterbes en kroontjespruim.

Van teelt was geen sprake. Vaak werden groenten en fruit als kruid gebruikt voor medische of aromatische doeleinden. Men meende dat vruchten ongezond waren en kookte ze liever. Mogelijk klaagde menigeen na het eten van fruit over maag- of darmklachten. Dat had misschien te maken met het eten van onrijpe vruchten.

Het bewaren van voedsel

Vanuit de steentijd was men voor het bewaren van voedsel al bekend met drogen, roken of zouten. nog voor 1900 overheerste het inzouten van groenten. Maar zout was een luxe product dat met handel verkregen moest worden. Het vlees werd gerookt of gedroogd. Voedsel van kippen en bijen was makkelijk te bewaren.

Goed en lang te bewaren waren kastanjes en hazelnoten. De hazelaar groeide aan de rand van de akkers.

Graan werd opgeslagen in graanspiekers. Dat waren gebouwtjes met een dak waarbij de vloer en het dak op 4 gladde palen rustte. Zo kon het graan drogen en was het beschermd tegen muizen. Er stonden 2 a 3 spiekers op een erf. Overtollig voedsel moest je opeten.


4. DRANK

In Angelsaksische overleveringen werd verteld hoe belangrijk de drinkcultuur was bij de Germanen. Bier en mede (uit honing gegiste wijn).

Dranken waren nauw verbonden met  dagelijks leven; feestdranken, heildranken, overwinningsdrank, dodendrank en plengoffers voor de goden. Bovenmatig drinken, vooral na begrafenissen, was een doorn in het oog van kerkleiders. Maar het belangrijkst was het drinkceremonieel in de politieke sfeer. Het aanbieden van drank schept verplichtingen. Bier werd veel gedronken, gebrouwen door gerst of haver, op smaak gebracht met veel kruiden en met gagel voor de houdbaarheid.

Een Germaan uit de 5e eeuw dronk het liefst uit een hoge slanke beker, deze liep uit in een punt en kon niet staan en moest dus leeggedronken worden voordat je hem op zn kop kon neerzetten.

Wijn voor de adel

Wijn werd in houten vaten aangevoerd uit het Frankische achterland via de Rijn en Maas. Rijnwijn was favoriet bij de elite. Het bleek dat het hout uit de waterputten vaak kwam van de wijnvaten uit Zuid Duitsland.


5. DIEREN

Volgens recente opgravingen at met rund, varken, schaap, geit, paard, kip en gans, maar ook egels en mussen. In 732 schrijft paus Gregorius aan Bonifatius dat christelijke volken zich dienen te onthouden van het eten van paardenvlees. Paus Zacharias verbood het slachten van paarden.

De dieren waren een stuk kleiner dan nu. Het slachtgewicht van een rund was 100 kilo (300 nu). Schapen hield men meer voor de wol dan het vlees en geiten voor de melk. Het vlees werd ook veel gekruid, het meest gebruikte kruid was mosterd.

Kippen pluimvee

Julius Caesar schrijft al dat de voorlopers van de Germanen, de Kelten, kippen hielden. Kippen en hoenders werden gehouden voor eieren en vlees.

In de 13e eeuw legde een kip 115 eieren per jaar. Ze legde vanaf maart tot in de herfst.

In de middeleeuwen werden er veel eieren gegeten. Ze werden zelfs als betaalmiddel gebruikt. Ook pacht en rente kon men vaak met eieren betalen. Een andere vorm van belasting betalen was het leveren van een vetgemeste kapoen. Kippen, eenden en ganzen werden veel gegeten.

VARKENS

De zesde eeuwse arts Anthimus uit Ravenna schreefL Spek is het lievelingsgerecht der Franken. Ze eten het liefst varkensvlees. De varkens waren rond 700 kleiner dan nu, zo'n 65 cm hoog en hadden een slachtgewicht van 38 kilo (100 nu). Ze werden geslacht als ze nog geen 3 jaar oud waren.

Een varkenshoeder had varkens van verschillende eigenaren onder zijn hoede en trok met zo'n 50 tot 100 dieren de bossen in. Hij liep soms wel 30 km per dag. Op 150 ha eikenbos kon men het hele jaar rond, 100 varkens houden. In zgn Mastjaren, waar eens in de 5-7 jaar sprake van was, was de eikenoogst veel overvloediger. Dan kwamen de varkens goedgemest het bos uit. Varkenshoeders sloegen soms de eikels uit de bomen.

De Franken drukten de grootte van een eiken of beukenbos uit in de hoeveelheid varkens die het bos kon voeden. Varkens aten ook beukennootjes, maar daarvan werd het spek week. Varkens waren ook van belang voor het vet.

Als een beest geslacht werd, werd het helemaal opgegeten, inclusief ogen, hersens, hart,maag en merg uit de botten. Het werd gekookt of aan een spit gebraden.

BIJEN

waren belangrijk voor de honing en de was. Honing was het zoetmiddel en geneesmiddel, de was voor de verlichting.

bron: dn Uytbeyndel  108 mei 2022, blz  23-29

Maak jouw eigen website met JouwWeb