Wandeling Schapengracht 13-07-2021

Bron: Obsidentify, Flora van Nederland.

Schapengracht

Planteninventarisatie Schapengracht, 13 Juli 2021

Braam

 

 

7814      gele lis

Poelkikker

Naaldwaterbies 

 

Een meerjarige tot zo'n 20 cm hoog wordende maar vaak klein blijvende grasachtige soort is Naaldwaterbies, Eleocharis acicularis (L.) Roem. &Schult., uit de Cypergrassenfamilie of Cyperaceae.

De soort is een oeverplant die op zeer natte plaatsen gedijdt en zich door middel van kruipende wortelstokken over en in de vochtige bodem kan uitbreiden. Maar de soort kan in diepere wateren ook in het water drijven of zweven, maar dan zal hij niet bloeien.

Op de knopen van de wortelstokken ontwikkelen zich wortels en stengels die bovenin een aarvormige bloeiwijze hebben. De stengels zijn teer en dun als draden maar met een loep is goed te zien dat ze vierkantig zijn. Dat is een mooi onderscheid met echte grassen, biezen en zegges, die ronde of driekantige stengels hebben. De bloemen in de aar hebben kafjes met een lichte middennerf die afsteekt tegen de donkere rest van de kafjes.

De vruchten, het zijn nootjes, hebben duidelijke overlangse ribben; vaak zijn het er twaalf en tussen deze ribben zitten kleine dwarsribben. Ook daar is een loep bij nodig, want de op dwarse doorsnee ronde nootjes zijn maar een mm lang. Aan de bovenzijde van het nootje blijft een rest van de dikke stijl zitten; dat onderscheidt de Waterbiezen van de Biezen, waar de stijl geheel afvalt. Het vergt dus wel wat gepriegel om de goede kenmerken te kunnen waarnemen.

Langs sloten en plassen kun je de planten als oeverplant vinden op zandige bodems en veen. Zoals al gememoreerd kunnen de planten ook in wat dieper water zweven.

Zandhaarmos

Moeraswalstro ?

Wolfspoot

7870      Watertorkruid - Oenanthe aquatica

Aan waterkanten is Watertorkruid, Oenanthe aquatica, een van de opvallendste soorten uit de Schermbloemenfamilie. De planten staan vaak ook gedeeltelijk in het water soms tot wel een meter diep. De zeer fijn verdeelde bladeren staan in het bovenste deel van de plant tegenover een bloeiwijze. In de schermvormige bloeiwijze hebben de kroonbladen allemaal dezelfde afmeting, namelijk ongeveer 1 mm. Stralende bloemen, die we vaak in de schermen van deze familie vinden zijn bij deze soort niet aanwezig. Wel zijn de vijf kelktanden goed herkenbaar.

De planten vallen op doordat de groeiwijze van de forse tot soms meer dan een meter hoge stengel sterk zigzagt. Op ieder zigzag punt staat aan de ene kant van de stengel een blad en aan de andere kant een steel met schermvormige bloeiwijze. Deze zigzagvorm is erg opvallend.

De wortels van deze twee tot driejarige plantensoort zijn vlezig en opgezwollen. Maar zodra de plant gaat bloeien, wat meestal in het derde jaar van vestiging het geval is, slanken de wortels af. Soms vormt de plant ook uitlopers. De stengel is onderaan zeer dik en hol en de buitenkant is behoorlijk geribd.

De bladeren zijn meervoudig geveerd; dat wil zeggen dat elk blad bestaat uit een meermaals vertakt nervensysteem, waaraan slechts kleine oppervlakken bladmoes staan in de vorm van heldergroene slippen, die aan de top niet anders gekleurd zijn, zoals we dat bij de Melkeppe vinden. Bij de planten van de Schermbloemenfamilie zijn de bladschedes die de stengel geheel of grotendeels omvatten zeer kenmerkend. Watertorkruid heeft die wel aan de onderste bladeren, maar de bovenste bladeren hebben een niet stengelomvattende schede, die daardoor minder opvallend is en meer op een steel lijkt. Deze steel is met merg gevuld.

Soms komen er ook onderwaterbladeren voor aan het onderste in het waterstaande gedeelte van de stengel. De slippen van de meervoudig geveerde bladeren zijn dan zeer fijn en draadvormig.

In het bovenste deel van de plant staat tegenover ieder blad een steel met een schermvormige bloeiwijze. Daar waar deze steel splitst in de stralen van de schermpjes vind je geen omwindselbladen. De schermpjes hebben wel een aantal omwindselblaadjes. De randbloemen in de schermpjes zijn niet stralend. Alle kroonbladen in de bloeiwijze zijn even groot, ongeveer een mm. De kleur is wit tot licht paars en ze zijn aan de top nauwelijks naar binnen gekromd. De vijf kelktanden zijn spits en goed zichtbaar.

Het onderstandig vruchtbeginsel groeit na bestuiving en bevruchting uit tot een tweedelige splitvrucht. Deze is 3 tot 4,5 mm groot en van voren gezien langwerpig. De resten van de twee stijlen kunnen relatief lang zijn en onder het kussen vind je vaak een klein aantal tanden. Over de splitvrucht loopt ook een aantal ribben.

Na de bloei en vruchtzetting zal de plant in zijn geheel afsterven.

Torkruiden, dus ook Watertorkruid is giftig.

 

 

7875      gewone waternavel

7877      azuurwaterjuffer

Brem

Wollegras ?

7887      wolfspoot

Image-41.png??               veelbloemige veldbies

7902      gewone waterbies

7897      ’n waterranonkel (welke??)

Witte snavelbies   Rhynchospora alba (L.) Vahl  Familie Cyperaceae.

Plant zodevormend, met korte wortelstokkenSchutbladen ongeveer even lang als het hoofdjeAren in hoofdjesachtige bloeiwijzen, witachtig, later vaak roodachtig. Borstels aan de voet met naar boven gerichte wimpers, hogerop glad of ruw door naar beneden gerichte tandjes (loep!). Stijl na de bloei met de vrucht verbonden blijvend maar door een insnoering daarvan scherp gescheiden, afgeplat. Stempels 2. Nootje lensvormig, 1-2 mm lang.

Hoogte bloeiende plant
0,15-0,50 m.
Bloeitijd
Juni-augustus.
Levensvorm
Helofyt.

Standplaats
In levend hoogveen en op open, natte heidegrond.

Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij zeldzaam in de Pleistocene districten.

Braam

Langs de paadjes

Lelietje der dalen

De dolle kervel (Chaerophyllum temulum) is een tweejarige plant uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae). De dolle kervel komt voor in Europa (maar vrijwel niet in de meest noordelijke en oostelijke delen), de Kaukasus en Noordwest-Afrika. In Nederland vindt men dolle kervel vooral in Zuid-Limburg, het zuiden van Zeeland, in het rivierengebied en in het oosten en midden van het land. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen. Het aantal chromosomen is 2n = 14.[1]

De plant kan ongeveer 30-140 cm hoog worden. De stengel van de dolle kervel is rechtopstaand, gevuld, paarsrood gevlekt en heeft vrij lange, rechtopstaande, witte haren, die voor een deel afstaan. De bladeren zijn donkergroen en worden later soms paarsverkleurend. De bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd en de deelblaadjes zijn eirond tot langwerpig, stomp en getand. De bladscheden zijn gewimperd.

Dolle kervel bloeit van mei tot en met juli. De witte bloemen zijn ongeveer 2 mm groot en vormen samengestelde schermen met vijf tot twaalf stralen. Meestal is er geen omwindsel. Wel zijn er gewimperde omwindseltjes. Als de bloemen nog in de knop zitten hangen ze. De kroonbladeren zijn niet behaard.

De giftige, vaak paarsachtige vrucht is een 4 - 7 mm lange en 1 mm brede splitvrucht met brede platte ribben en ronde deelvruchten.

De dolle kervel heeft het eerste deel van zijn naam te danken aan het feit dat koeien die er veel van eten zich gaan gedragen alsof ze dronken zijn. De dolle kervel is dan ook (licht)giftig. Het tweede deel verwijst naar de uiterlijke gelijkenis die de plant door zijn geveerde bladeren vertoont met echte kervel. De beide plantensoorten zijn niet direct verwant.

7947      look-zonder-look

Maak jouw eigen website met JouwWeb