Van nature
De bossen aan de Roeklaan tot aan de bosrand kunnen worden gezien als ecologisch oud bos. Bos wat er "altijd" is geweest.
Zo ook de bossen bij de Duveltjesberg en aan de Fazantlaan en de Kievitlaan. Ook op de hoek bij het Kamerven is nog een restant oud bos terug te vinden.

kaart 1840
1. Ecologisch oud bos 11
Dit zijn oude boskernen, waarvan bestaan, omvang en ligging vastgesteld zijn door Bert Maes, wiens bestanden daarvoor gebruikt worden.
Een oude boskern is een bos dat tenminste voorkomt op topografische kaarten van ca. 1840 en waar een deel uit inheemse bomen of struiken bestaat. Inheems zijn de bomen en struiken die zich sinds de spontane vestiging na de laatste IJstijd (vanaf ca. 13000
jaar geleden) ter plekke altijd natuurlijk hebben verjongd. Ze kunnen ook kunstmatig verjongd zijn, maar dan moet het plantmateriaal afkomstig zijn van strikt lokaal oorspronkelijke bomen of struiken. Dit betekent dat bomen en struiken die als soort wel inheems zijn, maar ingevoerd werden uit een andere klimaatszone of geologische regio niet als inheems worden aangemerkt. Plantmateriaal uit direct aangrenzende gebieden (ook over landsgrenzen) kan daarentegen wel als oorspronkelijk inheems worden gedefinieerd, als het verder voldoet aan de definitie.
Aangeplante bomen en struiken zijn niet zonder meer te onderscheiden van hun inheemse verwanten. Ervaren veldwerkers kunnen wel heel wat morfologische verschillen vaststellen, maar in de praktijk worden inheemse bomen en struiken onderscheiden door middel van een aantal parameters of criteria. De werkwijze hiervoor is ontwikkeld door Maes. De criteria hebben betrekking zowel op de boom zelf als op de groeiplaats. Soms bieden archieven of herinneringen van omwonenden hulp. Een nieuwe hulpbron is kennis van het DNA met behulp waarvan inheemse
genenbronnen kunnen worden gekarakteriseerd.
De belangrijkste criteria die de groeiplaats betreffen:
- het landschapselement komt voor op de historische topografische kaart van ca. 1830-1850 of ouder;
- het landschapselement komt op latere topografische kaarten voor, maar er zijn duidelijke aanwijzingen dat er vanuit oudere landschapselementen in de buurt uitzaaiing heeft plaatsgevonden;
- het landschapselement maakt in het veld een oude en ongestoorde indruk
- het bodemtype en de groeiplaatsomstandigheden komen min of meer overeen met de natuurlijke standplaats van de soort;
- de bodem maakt een ongestoorde indruk;
- de boom of struik komt voor in het ter plaatse natuurlijke of afgeleide vegetatietype;
Bron: 10 Historisch kaartmateriaal: 1794: Kaart Hendrik Verhees; 1832: kadaster 1832; 1838: topografie 1837-1840. Uit de reproductie Wolters-Noordhoff, 1990; 1845: Topografie ca 1845: Van der Voordt-Pieck en Kuijl, 1845; 1900: Topografie ca 1900: Wieberdink, 1989. Dit zijn de Bonneblaadjes.
11 Volledig naar bestanden Bert Maes 2010
2. Oude Boskernen in Brabant
De Provincie Noord-Brabant als een bron voor autochtone bomen en struiken.
Geschiedenis van het grondgebruik
- De hogere gronden zijn sinds de prehistorie bewoond en vanaf de Nieuwe Steentijd ontgonnen. Archeologische vondsten en de aanwezigheid van grafheuvels uit de Nieuwe Steentijd en Bronstijd getuigen daarvan. In Brabant vanaf de Nieuwe Steentijd, ca. 5000 jaar geleden waren er op de hogere gronden overal landbouwnederzettingen en werd het natuurlijke landschap lokaal al sterk beïnvloed.
- Vanaf de IJzertijd wordt ook het rivierengebied op de hogere oevergronden ontgonnen.
- Met het vertrek van de Romeinen uit ons land en de er op volgende periode van de Volksverhuizing, neemt de bevolking sterk af en neemt de oppervlakte aan bos tijdelijk toe.
- Vanaf de Karolingische periode nemen de ontginningen weer toe en wordt het rivierengebied geleidelijk aan bedijkt. Vooral in de loop van de Middeleeuwen neemt de oppervlakte aan bos enorm af. Wat er aan bos overblijft bestaat vooral uit hakhoutbos.
- Vooral vanaf de Middeleeuwen wordt er ook steeds meer zaai- en plantgoed verplaatst en vervoerd. Niet autochtoon plantgoed en exoten komen vanaf de 16e eeuw steeds meer ons land binnen.
- Rond 1800 bereikte de oppervlakte aan bos een dieptepunt. In het begin van de 19e eeuw, wordt dat beeld, met de instelling van het kadaster en de vervaardiging de militaire topografische kaarten, vrij nauwkeurig vastgelegd. Grote delen van Noord-Brabant bestaan dan uit heide en stuifzand. Opvallend in die tijd is ook het kleinschalige cultuurlandschap van de beekdalen met de talloze houtwallen, houtsingels en bosjes.
- Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begint de ontginning van de heide in akkerland en bebossing op gang te komen, dat laatste vooral met Grove den.
- In het begin van de 20e eeuw nemen de ontginningsinspanningen verder toe. Met de nieuwe bosaanplant wordt enerzijds de oppervlakte aan bos vergroot, maar anderzijds worden ook de nog bestaande oude bosplaatsen gerooid en omgezet in nieuw aanplantbos.
- Vanaf de jaren ’30 van de 20e eeuw en vooral met de ruilverkavelingen na 1950 verdwijnen de houtwallen in snel tempo. Vergeleken met de momentopnamen van de eerste topografische kaarten is thans ongeveer driekwart van de oude landschapselementen uit die tijd verdwenen. Daarmee is dan tevens tenminste 75% van de oorspronkelijk inheemse bomen en struiken en oudbosplanten verloren gegaan. Bij de kruiden, mossen en korstmossen zal het percentage zelfs hoger liggen omdat door verdroging en vermesting ook op de oude groeiplaatsen een grote verarming is opgetreden.
In het rivierengebied is de oorspronkelijke begroeiing waarschijnlijk al gedurende
het afgelopen millennium vrijwel geheel verdwenen door de ontginningen van de
oerbossen. De stroomruggen zijn tot in de 20e eeuw vooral als akkers in gebruik
geweest. De kommen waren in gebruik als wei- en hooiland en wilgengriend.
Voor geheel Brabant geldt tenslotte dat ook vele landschapselementen zijn verdwenen door uitbreiding van dorpen en steden en wegenaanleg.
Reconstructiegebied De Peel
In het reconstructiegebied De Peel liggen de gemeentes Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Laarbeek, Gemert-Bakel, Helmond, Mierlo, Someren, Asten en Deurne. Grote delen van Gemert-Bakel, Deurne en Asten aan de zuidoostgrens van het reconstructiegebied maakten vroeger deel uit van een groot heide- en hoogveencomplex (De Peel) wat zich verder uitstrekte tot in Noord-Limburg. Restanten hiervan zien we momenteel nog in beschermde natuurgebieden van De Groote Peel, Astensche Peel en Deurnsche Peel.
Veel van het oorspronkelijke landschap is eind 19e en 20e eeuw in landbouwcultuur gebracht. De landschapselementen (houtige opstanden) die er vanaf die tijd zijn gekomen zijn derhalve van relatief recente datum. Vanuit het oogpunt van autochtone genenbronnen van houtige gewassen zijn ze van minder belang, omdat veel beplantingen zijn uitgevoerd met materiaal waarvan de herkomst onduidelijk is.
3. Bronnen van autochtone bomen en struiken
De resultaten van het onderzoek
Het veldonderzoek van de vier reconstructiegebieden in Noord-Brabant is uitgevoerd in de periode mei 2006 tot november 2006. Er zijn in totaal 824 opnamen gemaakt van oude boskernen, houtwallen en heggen met autochtone bomen en struiken. Hiervan zijn er 440 gemaakt in het kader van de Brabantse Milieufederatie. De aanbevelingen zijn gericht op behoud of uitbreiding van de aanwezige autochtone bomen en struiken.
In de onderstaande beschrijvingen van de reconstructiegebieden worden de karakteristieke en bijzondere soorten opgesomd.
Daarnaast komen op diverse plaatsen minder zeldzame en algemene soorten voor die voor de biodiversiteit en het genenbehoud van groot belang zijn.
Als algemene soorten noemen we o.m.:
(cursief is door mij aangetroffen op de Molenheide)
Zwarte els,
Ruwe berk,
Zachte berk,
Hazelaar,
Eenstijlige meidoorn,
Brem,
Es,
Klimop,
Wilde kamperfoelie,
Ratelpopulier,
Gewone vogelkers,
Sleedoorn,
Zomereik,
Sporkehout,
de bramensoorten,
Salix x multinervis (Grauwe wilg x Geoorde wilg, Grauwe wilg, Salix x reichardtii (Boswilg x Grauwe wilg),
Schietwilg,
Boswilg,
Gewone vlier,
Wilde kamperfoelie,
Bitterzoet.
Ook de dwergstruiken zoals
Struikhei,
Gewone dophei,
Blauwe bosbes
Stekelbrem
Hieronder twee zeer zeldzame soorten (Viltroos en Fladderiep),
één zeldzame soort (Geoorde wilg) en
een vrij zeldzame soort (Gelderse roos).

Eenstijlige meidoorn

Bitterzoet

Ratelpopulier

Sleedoorn

Gewone vogelkers

boswilg

Viltroos

Fladderiep

Geoorde wilg

Gelderse roos
Maak jouw eigen website met JouwWeb