1600-

1648

1. De Gemeenschap

  • Tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden
    • Na de vrede van Münster in 1648 werd het Nederlandse deel van Brabant een generaliteitsland, rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal. Zoals overal eigenden de Staten zich ook in Lieshout alle bezittingen van de Rooms-Katholieke Kerk toe. Ze droegen het beheer ervan op aan de rentmeester van de Geestelijke Goederen van het Kwartier van Peelland. Tot die bezittingen behoorden: kerk van Lieshout, hoeven van de abt van Floreffe, Antoniuskapel onder Ginderdoor, beneficie Sint Barbara-altaar te Lieshout.
  • Aanspraak op de hoeven
    • Over de hoeven van de abt van Floreffe ontstond een conflict. De norbertijnen ontkenden dat deze hoeven toebehoorden aan de kerk; volgens hen waren ze privébezit van de abdij van Floreffe. Om dit te onderzoeken organiseerde de drossaard een turbe. Vier inwoners van Lieshout legden op 18 oktober 1648 ten overstaan van de schepenen een getuigenis af. Unaniem verklaarden deze personen, in leeftijd variërend van 80 tot 88 jaar, dat ze nooit hadden horen zeggen dat er in 't Hof een convent was geweest, maar dat 't Hof altijd door de abt van Floreffe was verpacht.[36]
    • De Staten-Generaal namen er geen genoegen mee, dat de hoeven geen kerkelijk bezit zouden zijn. Zij poneerden dat Postel van oudsher behoorde tot de Meierij van 's-Hertogenbosch en dat daarom bezittingen die onder het beheer van de Postelse abdij stonden, geconfisqueerd mochten worden. De norbertijnen betwistten dat en stelden dat Postel in Konings Brabant lag en derhalve niet viel onder het gezag van de Nederlandse Staten-Generaal.
    • Op 9 maart 1698 verleenden de Staten-Generaal toestemming aan de abdij van Floreffe tot verkoop van haar bezittingen in de Meierij van 's-Hertogenbosch. Op 15 mei 1698 verkocht de abdij van Floreffe al haar bezittingen en rechten in Lieshout aan de abdij van Postel. In dezelfde transactie waren ook begrepen de tienden van Binderen, Helmond, Overbrug en Rixtel en het patronaatsrecht van de kerken van Asten, Helmond, Lage Mierde, Lierop, Oerle en Rixtel. De totale koopsom bedroeg 50 000 gulden.
    • In 1698 werd het gebied door de abdij overgedragen aan de ingezetenen van Lieshout. Bij die gelegenheid werd in de keuren en breuken bepaald dat de Molenheide gemeenschappelijk gebruikt mocht worden door de inwoners voor het halen van strooisel en zand ten behoeve van de mestproductie in de potstal, maar het was ten strengste verboden om in de Molenheide zand af te halen van de duinen en de zandbergen. Dit om zandverstuivingen zo veel mogelijk te voorkomen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb