Vogelbeheer

Bepaalde begroeiing trekt bepaalde vogels. Hieronder een overzicht

1. VOEDSEL

In het bos zie je vogels onder elkaar strijden om de beste voedselplekjes. Vogels eten niet allemaal hetzelfde voedsel en niet iedere vogel is even sterk.  De ene soort is groot en niet zo behendig terwijl de andere soort kleiner is, dus minder gewicht met zich meedraagt en daardoor eenvoudiger op dunne takjes of twijgjes voedsel kan vinden.  

  • Veel insectenetende vogels, zoals de bonte vliegenvangers, de fitis en de tjiftjaf broeden hier en leven louter van insecten die ze vinden.   In de zomer zijn er extra veel vogels om het insectenaanbod te beteugelen.   Zodra de hoeveelheid insecten afneemt vertrekken ze uit de bossen om elders te overwinteren.  In de winter zie je in loofbossen weinig vogels. Daarom worden de insecten etende vogels ook wel zomergasten genoemd.
  • Wintervogels, zoals de  kruisbek, de zwarte mees en de kuifmees, eten zaden van naaldbomen.
  • Ook de pimpelmees en de koolmees schakelen ‘s winters over op plantaardig voedsel.
  • Kepen komen juist ‘s winters naar ons land om in beukenbossen iets van hun gading te vinden. 
  •  Sommige soorten zie je het hele jaar in het bos.  Die vogels noemen we standvogels. 
  • Vinken en roodborstjes zijn daar voorbeelden van.  Toch is het roodborstje of de vink dat hier zomers zit, niet hetzelfde vink of roodborstje dat hier in de winter verblijft.   Ook die vogels vertonen trekgedrag.   In de winter komen er veel uit Scandinavië naar Nederland om te overwinteren.  “Onze” zomer-vinken en roodborstjes trekken dan naar zuidelijk gelegen gebieden.
  • Gevarieerde bossen met een goede mix aan loof- en naaldbomen met afwisseling in leeftijd zijn eigenlijk het beste. Door de variatie ontstaat een goed milieu voor vogels.   Vogels vertellen veel over natuurlijke omstandigheden.   Het zijn kwaliteitsindicatoren. Door hun aan- of afwezigheid vertellen vogels ons hoe de kwaliteit van het bos is.
    Sommige vogelsoorten, zoals vink en roodborst, zoeken voedsel in de strooisellaag op de bodem terwijl anderen,
  • zoals puttertjes, naar kruiden zoeken.
  • Boomklevers en boomkruipers zie je langs de stam van een boom naar voedsel zoeken. 
  • Staartmezen zoeken vooral tussen takken. In bepaalde tijden van het jaar zullen vogels meer op het blad afkomen om er rupsen of luizen te zoeken.
  • In jong bos hebben grotere vogels, zoals spechten, weinig te zoeken. Dus grotere vogels vind je meer in oudere bossen.  Een jong bos levert weinig voedsel. In een oud bos zijn meer natuurlijke nestholten die ontstaan door takbreuk of rottingsgaten in het hout.  Ook geven oudere bomen  meer voedsel omdat zij meer zaden dragen.
  • Soorten die in loof- en naaldbos kunnen voorkomen zijn pimpelmees, glanskop, grote bonte specht en zwarte specht. Spechten zijn heel belangrijk in een bos. Zij maken immers nestholten in bomen die later door andere vogels en door vleermuizen, eekhoorns en boommarters gebruikt worden.  
  • De zwarte specht heeft een zware snavel en is in staat in dik beukenhout een nest uit te hakken.  Daarvoor zoekt hij een zwakke plek in het hout.   Omdat het een grote vogel is maakt hij een flink hol . De zwarte specht  zoekt  voedsel in het naaldbos.  Zijn golvende vlucht is markant.
  • De groene specht is niet zo’n goede hakker. Hij kraakt liever een oud nest of zoekt in loofbos naar zachter hout om een nest uit te hakken. Het is een echte miereneter.
  • De grote bonte specht is wat kleiner. Met zijn kleinere snavel krijgt hij het niet voor elkaar om een gat te maken in een beuk. Daarom kiest hij voor een rottingsplek in dennenhout of in een oude eik of berk. De kleine bonte specht neemt zelfs genoegen met een zwakke plek in een dikke zijtak van een boom.   Bomen met veel gaten noemen we gek- scherend een spechtenflat.Bij het beheer van onze bossen speelt  Natuurmonumenten in op de wensen die vogels stellen zodat ze telkens een gevarieerd voedselaanbod kunnen aantreffen. Hoe meer vogelsoorten in het bos, des te waardevoller is het bos.

Bessen: 

Zaden Naaldbomen: Zwarte Mees, Kuifmees, Goudhaantje, Kruisbek, in de winter: Pimpelmees en koolmees ook

Insecten: Bonte Vliegenvanger, Fitis, Tjiftjaf

Roofvogels: Buizerd, Raaf, Uil, Sperwer, Boomvalk, 

Voedsel in strooisellaag: Vinken en  roodborstje

Kruiden: Putters

Langs Stam: Boomklevers en Boomkruipers

Tussen takken: staartmezen

Miereneter: groene specht

2. NESTPLAATSEN

Vogels in het bos zoeken wat ze nodig hebben om te leven zoals voldoende voedsel, slaap- en nestgelegenheid.
De ene soort leeft in het bos terwijl een ander er alleen slaapt en elders voedsel haalt.   Vogels moeten zich in het bos kunnen voortplanten.   Ze zullen dus het gevecht aangaan om de beste nestgelegenheid.
Gelukkig broeden ze niet allemaal op dezelfde plek.   Alle plekjes worden goed benut. 

Er zijn  boom- , struik- en grondbroeders.  Daarom is een gevarieerd bos belangrijk.   Er moeten zonnige plekjes zijn maar ook luwteplekjes.

  • Roofvogels en grotere vogels, zoals de raaf, verstoppen hun nesten vaak hoog in een boom.   Ze willen overzicht over hun leefgebied.  
  • Grote vogels zoeken hun voedsel op dikkere boomstammen of takken van bomen zoals spechten doen.
  • Tussen takken vinden we kleine vogels die behendig tussen blad naar zaadknoppen zoeken om ze open te pikken, of rupsen en bladluizen te zoeken.

De Fitis en de Tjiftaf broeden niet op de grond maar kiezen voor struiken

  • Holtebroeders, zoals uilen, spechten, holenduiven en kauwen  broeden vaak in boomgaten.
    Ruimtelijk kunnen vogels ook gescheiden zijn door voorkeur voor loof- of naaldbos.
  • Er zijn vogelsoorten die alleen zaden eten en in naaldbossen leven  zoals de zwarte mees, de kuifmees en het goudhaantje.

 

bron: Jac.Gazenbeekstichting, de Veluwnaar

3. SCHUILPLAATSEN

  • Solitaire bomen

Veel vogels profiteren van een boom (boompje) in de tuin, zoals merels, zanglijsters, huismussen, boomkruipers, boomklevers en mezen. Ook maakt u kans op gaaien en grote bonte spechten. Bomen bieden uitzicht, voedsel, veiligheid en maken voortplanting mogelijk doordat er plek is voor nesten.

  • Vogelvriendelijke bomen

Bomen waar vogels op af komen zijn in principe altijd vruchtdragende vogelbomen. Vogels zijn bijvoorbeeld gek op de Krentenboom.  Naast deze bomen zijn vogels ook gek op de Lijsterbes. Ook de Zoete kers zijn vogels dol op!

Spreeuwen, lijsters en roodborstjes eten de vruchten van de kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), terwijl lijsters en pestvogels afkomen op de rode besjes van de dwergmispel (Cotoneaster dammeri). Hulstbessen zijn favoriet bij lijsters en kramsvogels

Boomkruipers zijn te vinden waar bomen zijn: bossen, parken en tuinen. De hoogste dichtheden komen voor op de zandgronden. De boomkruiper stelt geen hoge eisen aan een broedplaats; maakt nesten achter loszittende boombast, oude nestkastjes, tussen klimopbegroeiing op bomen, muren of schuttingen en op tal van andere plekken.

  • Heesters

Heesters zijn houtige struiken die soms ook als haag kunnen dienen, zoals de vuurdoorn. Een blauwe regen kan mooi tegen een pergola geplaatst worden. U biedt er de vogels een schuilplaats mee voor als er gevaar dreigt, een plek voor nest en voedsel (bessen, insecten). Is er een winterse invasie van die prachtige pestvogels, dan is er een kans(je) dat ze uw Gelderse roos komen opzoeken. Een variëteit aanbieden in bessenhagen is altijd goed.

  • Hagen

 Vogels vinden er beschutting, ze maken er nesten in en bessen bieden voedsel, net als de insecten die erop afkomen. Huismussen houden van hagen. Dreigt er gevaar dan trekken ze zich onzichtbaar terug in de haag.

  • Klimplanten

Klimplanten bedekken lelijke muren en schuttingen. Voor vogels vaak ideaal. Ze bieden voedsel met bessen en de insecten die ze aantrekken én bieden beschutting om te nestelen en te schuilen tegen gevaar.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb