1800-

1. Het Landschap

  • Staatsbosbeheer werd in 1889 opgericht en nam op grote schaal de bebossing van de woeste gronden op zich.
  • Vanaf 1890 was kunstmest voor de boeren beschikbaar.
  • Door de verbouw van veevoedergewassen (Spurrie, Klaver en Wortelen) rond 1800 kon men zwaarder en beter vee houden en kwam er dus ook meer en betere mest.
  • Ook werd door deze gewassen het stikstofgehalte en de bodemstructuur verbeterd. De afhankelijkheid van het plaggen-areaal verminderde aanzienlijk en daardoor konden de woeste gronden die tot dusverre als plaggenleverancier hadden gediend ontgonnen worden.
  • In de periode 1770-1950 vonden grootschalige ontginningen van de heidevelden plaats en werden stuifzanden gefixeerd. 
  • Tussen 1700 en 1800 na Chr. waren de laatste bosrestanten verdwenen zodat in de meeste gemeenschappelijke gronden alleen uit heide en moerassen bestonden. 

Bron: SRE Milieudienst “Eerste opzet voor een onderzoeksagenda voor de kempen. Bijlage 3 2011 Samenwerkende Kempengemeentenm Versie 2.0

3. Het gezag

  • De ontsluiting van Lieshout aan het eind van de 19e eeuw leidde tot het ontstaan en de bloei van industriële activiteiten. 
  • In 1899 vonniste de rechter dat de heerlijke jacht- en visrechten reeds lang vervallen waren. 
  •  In 1897 dagvaardde Snijders de gemeente omdat die de jacht verpachtte. De rechtbank te Roermond wees de vordering in 1899 af. Volgens de rechtbank was niet bewezen dat het heerlijk jachtrecht was uitgeoefend in de periode van 1794 tot 1847. Toen de eigenaar van de heerlijkheid de jacht in 1847 liet registreren, was volgens de rechtbank het recht van de jacht reeds door niet-uitoefening of verjaring tenietgedaan. Deze uitspraak leidde in het dorp tot een volksfeest onder het motto: En de boeren hebben het overwonnen!
  • In 1887 verkochten de erven Bots in een openbare verkoping te Helmond alle bezittingen en rechten die ze nog in Lieshout bezaten. De totale opbrengst was 29 894 gulden, inclusief 1620 gulden voor de overgebleven rechten. Dat waren het jachtrecht en het visrecht; die werden gekocht door Wilhelmus van Dam uit 's-Gravendeel. Deze verkocht de rechten omstreeks 1895 aan Theodorus Hermanus Bernardus Snijders uit 's-Gravenhag
  • In 1885 constateerde de gemeente dat jagers uit naburige gemeenten actief waren op Lieshouts grondgebied zonder dat zij over een vergunning beschikten. Om aan deze ongewenste toestand een eind te maken besloot de gemeente de jacht op de gemeentelijke gronden zelf te verpachten. Daarbij speelde de overweging mee dat de familie Bots geen gebruik maakte van het jachtrecht dat zij, naar de mening van de gemeente ten onrechte, pretendeerde te hebben
  • Na het tiendrecht verzilverden de erven Bots ook het voorpootrecht. Dat gebeurde in 1879 toen de erven Bots tezamen met de gemeente Lieshout de bermen van wegen waarop het recht van voorpoting gevestigd was, verkochten aan de eigenaren van belendende percelen. Het ging om 85 stroken grond met een oppervlakte van in totaal 6 hectare 66 are en 53 centiare, met een geschatte waarde van 3337,73 gulden.[noot 7] De opbrengst van de verkoop kwam voor de helft ten goede aan de erven Bots als afkoopsom voor het recht van voorpoting, en voor de andere helft aan de gemeente Lieshout als betaling voor het bloot eigendom van de grond.[5
  • Bij de uitwerking van de Grondwet in de Gemeentewet van 1851 werden de bestuurlijke functies toegewezen aan de gemeente Lieshout. De zakelijke rechten van de heerlijkheid bleven bestaan. Lieshout had zijn eigen schepenbank met 7 leden. Het dorpsbestuur werd gevormd door de drossaard, schepenen, burgemeesters en naburen. Tot het dorpsbestuur hoorden ook de Heilige Geestmeesters Door de hervormingen die tijdens en na de Franse tijd doorgevoerd werden, kwam er een eind aan de bestuurlijke bevoegdheden en de jurisdictie van de heerlijkheid Lieshout.
  • De jurisdictie werd belegd bij hogere overheden en de bestuurlijke functies werden uiteindelijk, met de invoering van de Gemeentewet in 1851, toegewezen aan de gemeente Lieshout.
  • Met de herziene Nederlandse Grondwet van 1848 vervielen de laatste bestuurlijke bevoegdheden van de heerlijkheid, met name de bevoegdheid om plaatselijke bestuurders (mee) te benoemen.
  • Bots liet in 1847 het heerlijk jachtrecht registreren. Zijn erfgenamen lieten de resterende tiendrechten afkopen in 1851
  • In 1842 verkochten de erven Bout de goederen en de rechten die zij in Lieshout bezaten aan Albert Bots, een Helmondse industrieel. Bots en zijn erfgenamen zetten afkoopprocedures in gang waarmee ze al hun rechten te gelde maakten, met uitzondering van het jacht- en het visrecht.
  •  Na het overlijden van Anna Bout verkochten de erven Bout in 1842 de heerlijke rechten evenals het tiendrecht en het voorpootrecht aan Albert Bots, fabrikant te Helmond. In datzelfde jaar heeft deze een aantal tiendplichtigen in de gelegenheid gesteld tiendrechten af te kopen.

1832

  • De Hoge Raad van Adel stelde op 16 juli 1817 het wapen vast met de omschrijving Zijnde van Lazuur, beladen met St. Servatius van goud
  • Het is gebruikelijk Sint-Servaas af te beelden in bisschopsgewaad met mijter, kromstaf en attributen. De ontwerper tekende de heilige echter als een eenvoudige pater met een kaalgeschoren kruin, rozenkrans aan de gordel en een kruis in zijn rechterhand
  • In 1815 vroeg Arnold van Roij, net als veel van zijn collega's, een gemeentewapen aan. Waarschijnlijk uit onwetendheid schreef de burgemeester ter toelichting aan de gouverneur van de provincie dat het zegel van Lieshout Sint-Servaas vertoonde.
  • Nadat Napoleon op 6 april 1814 tot aftreden was gedwongen, werd het bestuur van het departement van de Monden van de Rijn overgedragen aan de prins van Oranje als soeverein vorst der Nederlanden. Alle functionarissen werden ontslagen van hun eed van trouw aan Napoleon. De meesten van hen legden een nieuwe eed van trouw af aan de soevereine vorst. Arnold van Roij werd zo fungerend burgemeester van Lieshout
  •  Herstel van heerlijke recht

  •  Het benoemingsrecht werd in 1814 hersteld. De erfgenamen van Anna Bout maakten daarvan gebruik: op verzoek van hun rentmeester J.J. Ribbius droegen ze zijn zoon Johannes Franciscus voor als opvolger van Arnold van Roij. J.F. Ribbius werd inderdaad op 5 november 1816 aangesteld tot burgemeester van Lieshout.
  • In 1815 werden het jachtrecht en het visrecht onder voorwaarden hersteld als zakelijk recht.
  • Toen keizer Napoleon in 1810 in Nederland aan de macht kwam, richtte deze het landsbestuur in naar Frans model. Lieshout kwam zo terecht in het kanton Gemert, arrondissement Eindhoven, departement van de Monden van de Rijn, met als hoofdstad 's-Hertogenbosch. Niet alleen het bestuur werd gemodelleerd naar Frans voorbeeld, ook de rechtspraak. Er kwam één rechtbank per arrondissement, met in elk kanton een vrederechter voor de kleine zaken. Er was geen plaats meer voor Civiele Rechtbanken per gemeente
  • In 1802 werd in de Bataafse Republiek een nieuwe landelijke indeling gemaakt, waarbij ook de plaatselijke besturen werden gereorganiseerd.

    • Het platteland werd opgedeeld in schoutambten met aan het hoofd een schout-civiel. Lieshout kwam met Beek en Donk en Stiphout in één schoutambt, onder het gezag van schout-civiel J.A. Kuijpers. De drossaard werd ontslagen; deze functie bestond niet meer. Als gevolg van de reorganisatie waren schepenen niet langer bevoegd in strafzaken op te treden als rechters. Die zaken werden voortaan behandeld door speciale rechtbanken. Civiele zaken mochten nog wel door de schepenen worden afgewikkeld.

  • Wat de heerlijke rechten betreft, deze werden in 1795 vervallen verklaard, maar later werden enkele rechten hersteld.

Maak jouw eigen website met JouwWeb